Recent heeft het Hof Den Haag een uitspraak gedaan over een vastgoedtransactie waarbij een dochtervennootschap (“D”) een bedrijfspand overdraagt aan haar moedervennootschap (“M”).
Een aantal maanden na de overdracht is D failliet verklaard. De curator heeft de overdracht vernietigd op grond van de zogenaamde faillissementspauliana en is vervolgens naar de rechter gestapt om deze vernietiging te laten bevestigen.
Wanneer is er sprake van faillissements pauliana?
Wanneer is er sprake van paulianeus handelen? Op grond van de faillissementswet kan de curator ten behoeve van de failliete boedel rechtshandelingen – zoals de overdracht van een bedrijfspand – ongedaan maken, als de schuldenaar:
- vóór de faillietverklaring;
- een rechtshandeling onverplicht heeft verricht;
- en daarbij wist of behoorde te weten (wetenschap van benadeling);
- dat hierdoor schuldeisers werden benadeeld.
In dit geval verkeerde D in zwaar weer. D leverde het pand aan M onder de voorwaarde dat bepaalde schuldeisers van D werden betaald. Hierdoor werden de andere (preferente) schuldeisers, waaronder de Belastingdienst, benadeeld. Het pand raakte namelijk door de levering uit het vermogen van D, terwijl de andere schulden niet werden voldaan.
Uitspraak van het Hof
M stelde dat de levering van het pand plaatsvond in het kader van een reddingsoperatie. Het Hof oordeelde echter dat D en M behoorden te weten dat deze reddingsoperatie niet meer tot succes kon leiden. D en M hadden namelijk redelijkerwijs kunnen weten dat D failliet zou worden verklaard.
Het Hof heeft de overeenkomst die ten grondslag lag aan de levering vernietigd, waardoor D rechthebbende is gebleven van het pand.
Ook uit deze zaak blijkt dat voorzichtigheid is geboden in geval een in (financiële) problemen verkerende vennootschap onroerend goed overdraagt, ook als die overdracht plaatsvindt aan een vennootschap binnen hetzelfde concern.
Vragen?
Heb je vragen over deze blog? Neem dan contact met mij op.
Bron: Notamail 3 januari 2020, Sdu.